Het is alsof hij me toestemming geeft binnen te blijven, alsof
ik daar veilig ben, melkwit huidje en veel te snel

afgeleid, verbrand, bezweet en ver van huis. De deuren staan
open, zeg ik nog, en een buurman onder me

boort iets in het beton, zomaar zou het hele pand kunnen
instorten, en de schroeilucht van buiten stijgt

dagelijks door naar mij, vette vleeswalm en sissende prooi
dus zo gezond is dit alles niet maar hij luistert niet,

bovendien zit hij te midden van het stadslawaai en belt niet
alleen met mij maar staat in kontakt met heel

de wereld. Zo gaat het altijd, het is zijn leven dat door de lijn
struikelt, zijn bereik knettert, alles dat de buren doen,

doet hij in zijn eentje in mijn rechteroor. Goed zo, zegt hij nog
maar ik heb geen idee wat er eigenlijk goed aan is.