De man op zolder praat met drie personen tegelijk en klopt
en veegt ondertussen en probeert zijn klusje binnen

de voorgeschreven tijd te doen, koffie hoeft hij niet en mijn
opmerkingen ook niet want tijd is geld, of

zoiets mompelt hij en alles staat op een bonnetje en hij heeft
al teveel bonnetjes, ik laat je met rust, zeg ik maar

ik word vreselijk onrustig van zijn opgewonden stem en het
geblaas en getoeter wat uit het trapgat komt samen

met de kou van een onverwarmd onderdeel van dit huis, de
vierde verdieping zoals L. laatst zei, heb je ook

een vijfde? en hij, de man boven, voegt er aan toe dat ik niet
alles moet geloven wat men schrijft want het is

daar niet de goede tijd voor, het klinkt alsof hij een plan beraamd
heeft dat niet mijn verwarming maar wel de wereldvrede

omhelst.