De haast is niet zozeer een teken van ijver maar de wens
onzichtbaar te zijn, zo snel te verdwijnen dat

niemand het in de gaten heeft, de opmerkingsgave is toch
al miniem en de sporen die we achterlaten lossen

vanzelf op. De snelheid komt voort uit het zinvol besteden
van de lege uren, het nauwelijks genieten, het

van nut zijn en vooral niet te trots op onszelf, we zouden
eens teveel worden, te groot, te ijdel, we horen

liever hol gelach dat bedoeld is aan te sporen het beter te
doen, niet per se langzamer. En als we dan

zo vlug zijn maken we niemand boos, verontrust of wakker,
jammer wel dat we bij het de hoek omslaan steeds

stoten, breken, lawaai maken, dat is nog iets dat we moeten
afleren. De blauwe plekken zijn talrijk.