In het trappenhuis hangt weer een boom, half dit keer maar
wel de juiste kleur, van plastic en bespoten met

dennengeur zodat het net lijkt alsof we iedere keer juist van
een toilet komen terwijl we ons met boodschappen

en tassen vol langs het kleinood wringen, daarbij per ongeluk
de takken verbuigend om onszelf te redden want

zonder handen sinds het virus zich zeker ook op de leuning
heeft vastgelegd en de buurvrouw ongewassen

en spugend elke nacht naar beneden gaat. Ook dit heeft ze in
de nacht gedaan, de ballen komen later, ze

neemt even pauze, en ook de halve kerstklok op de deur, de
rode strikjes in het ijzerwerk langszij en het

eeuwig durend Jingle Bells treffen we later deze week aan.
Het spreekt voor zich dat wij niets versieren.