Herinneringen concurreren met elkaar. Zeg ik wat leuk dat
je nu nog de muziek van je vader draait, zegt hij,

zegt zij, dat hij nog nooit die groep op de plaat heeft gehad.
Zie ik de naam in mijn alfabetisch getypte lijst

staan, met mijn mosgroene IBM op geel papier, schudt hij
zijn hoofd. Zo is het ook met

ziekenhuisopnamen, het geslacht van het derde kind, het wel
of niet dragen van een ketting en het wel dan niet

roken van kleine stinkstokjes uit India. Nooit, beweert hij. Ik
zie ze wiebelen op de rand van de asbak.

Maar goed niets is onfeilbaar en per slot van rekening sloeg
mijn minirokje best vaak rechtsaf terwijl hij

doorliep. Mini, vraagt hij nu, en denkt aan strokenrokken en
hippiemeisjes. Dat was later, zeg ik dan maar.