Het moet toch mogelijk zijn de geur vast te houden, hyacint op
de vensterbank, dennentakken over de

schoorsteenmantel, een walmende kaars die rond op een metalen
pin op het Perzisch tapijtje lag, zoals de melodie

van de vastgehouden toets, het tweetalig nummer uit het heitelân
en de toon van de telefoon wiens hoorn bungelde

aan de kringelende draad, niet goed opgelegd. Om de warmte
voor altijd te voelen, kippenvel bij het

de verkeerde kant opstrijken van het fluweel van de jurk maar
brandend de vinger die de schil van de sinaasappel

dubbelvouwde, de kleine spetterende vlammetjes van het kerstlicht,
de hete pannen, het vocht dat uit het vlees droop,

haar armen uit een gisteren genaaid jasje dat zo goed kleurde bij
die jurk en nu dampend over tafel gingen voor meer.