Er is een vierkant van licht aan mijn rechterhand waarachter
aarzelend beweging, een schaduw boven

gekleurde kerstlichtjes die de hele nacht het huis versieren,
morse tekens bijna met ver daarboven een

bleke, nog niet volle, maan. De schaduw rekt zich, kleedt zich
en loopt van de ene hoek naar de andere. Ik stel

me zo voor dat we tegelijkertijd een kopje koffie nemen, de
agenda doorspreken, welk kind het eerst

achter op de fiets weggebracht moet en of er nog voldoende
melk in huis is. Alsof er geen glas tussen ons

zit, geen bomen en een hele straat, geen zwarte strook, de
vulling uit een broodje tussen onze vingers

platgeduwd en verdwenen in open mond, alles een vette veeg
en achteraf klagen dat ik te snel was met eten.