De auto’s in de vensterbank, de hijskraan boven een omgevallen
passant, de vrachtwagen met open laadbak en een

briefje achterin, twee poezen in een laatje, cake die dampt op het
aanrecht, de glazen vaas hoog op de kast, het bed

open voor een uit de armen rollend lijfje dat zijn ogen dichtdeed
tijdens het eten, het maal en haar hoeveelheden,

dat alles is een voorbereiding op de terugkeer van kinderen die
mondjesmaat de afstand opheffen, dezen nat en

vanzelfsprekend, alsof er geen maanden voorbij zijn, de zee tussen
ons ruist en haar golven te hoog, voetafdrukken

op het zand zodat je zien kunt hoe groot de jouwe is, en haren die
nu uit de ogen geplukt moeten worden om te kunnen

geloven: ze zijn het echt en heel dit keer, geen streep of blokje of per
ongeluk ondersteboven gehouden dan giechelend in mijn armen.