Hij wijst op alle details, ik mag niets vergeten en in de herhaling
ervan geen grapje maken of een andere volgorde

gebruiken, bovendien kan ik nog wel wat oefening gebruiken bij
het Jingle Bells, mijn kennis van locomotieven en

het vliegen boven zijn hoofd. Mijn arm steekt uit een tunnel en
redt een heel dorp, hij giechelt vanwege

het instortingsgevaar en stuurt een taxi naar me toe terwijl zijn
broertje gewoon bovenop de berg klimt of op

mij en langzaam in het beddengoed zakt dat zojuist nog diende
als werelddeel en vakantiebestemming. Op zo’n

moment bellen beiden met oom D. en voeren geheimzinnig overleg
door hun neptelefoon, willen een appel in stukjes

en Santa in huis, een voetbal tegen de boom en alle klokjes laten
klingelen. Eerst koffie, zeg ik dan, het is nog maar 4 over 7.