Op de huishoudtrap kus ik bijna iedere foto die ik tegenkom, mijn
linkervoet daarbij gestrekt soms alsof ik

iemand bedanken wil die net naar mijn voorstelling heeft gekeken,
ik balanceer zelfs extra, en rechts ijverig elke afbeelding

met een vochtige doek aaiend. Elke dag kijken ze me aan en na
soms wel. Mijn ouders jong nog en de baby’s

verzameld en onderling verwisselbaar, zo identiek zijn ze, ikzelf
spelend in sneeuw, tegen wind in, oefenend met

de meest interessante blik en altijd wachtend. Poses die ik ook
zonder camera innam. Details die me later

ontgingen: een boom die niet bewoog, het knoopje missend rechts,
kaarsen die nog uitgeblazen moesten, het hoofd

dat weer teruggeplaatst moest worden op de romp, een beestje dat
wegvloog op het moment dat, het gat in de tijd.