In de nacht bezoekt hij mij, driftig en zijn gelijk halend, terwijl
ik in een karretje rijd dat vaart maakt door mijn
bovenlichaam heen en weer te halen. Door nauwe straatjes ga
ik, langs hellende huizen en mensen, wat
vrouwen achterin met wijde jurken en frutsels in het haar. Hij
schreeuwt dat het veel eenvoudiger was geweest
met hem mee te rijden, sowieso hem te bezoeken, ik heb hem
overgeslagen, opnieuw, zijn vrienden vallen hem
bij. Opeens zie ik dat zijn mond geverfd is en dat het schreeuwen
op zichzelf staat, het rood zweeft boven hem uit
en slaat neer in het water langszij. We staan op een stadsplein
met aflopende walkanten. Ik moet naar huis,
zeg ik, verlaat het voertuig en zie een gang met cellen die mij
getoond worden als een nieuwe woning. Te klein.
Reacties door alja
vaak ongewild
dank Frank
het verkeerde perkje
bij alles dat W. vertelt, zegt hij 'maak daar maar ...
hoe lief tegelijkertijd
dank Leonore
de 2e column voor de site van Pom Wolff
Hij is er nog, speelt piano en leest! Dank voor ...
mijn veiligheid
ik houd in alle opzichten meer van het suggestieve, x