Er was een baby die weggehaald werd en maar niet terugkwam,
het was zondag, zeiden ze en iedereen was vrij. Mijn

borsten pasten in een glas, er was een rij van moeders in een
wachtkamer, ze oefenden met voeden zonder

kind, alles leek afzonderlijk te gebeuren, ik bedoel dat de borsten
loshingen van het lijf alsof het plastic zakjes waren

die aangehangen werden als een infuus dat druppelend voor
genezing zorgde. Thuis wilde ik dat ze haar

gingen halen, niemand deed iets, de rest van het gezin bracht
een rustige dag door, mijn moeder kwam langs,

ik schreef teksten op een kaartje, dronk uit het glas waarin nu
helder water zat. De baby kwam op maandag, ik

herkende haar niet, ik wist zeker dat zij het niet was maar ik zei
niets, ze dronk bij me, haar haren groeiden terwijl ik keek.