Met de houten breinaaldenkokers van mijn moeder, versierd met
bloemen en bladeren en symbolen uit een andere tijd,
loop ik te sjouwen over de straten van een verpauperde stad, klim
over mensen, brandnetels, lappen, huisraad en straten
en kom uit in een betonnen en ondergronds station. Onduidelijk
is waar ik naar toe ga en waarom ik alle breinaalden
gekregen heb. Vroeger deden we het grapje dat we een breinaald
in onze mouw staken, precies onder onze oksel, alsof
we onszelf doorboorden; ook kon je mikado spelen met reuze
attributen. In ieder geval werd iedereen nerveus van
de snelheid waarmee mijn moeder en ik met de pennen tikten, ook
al zaten wij rustig op het leer in de huiskamer.
Misschien ben ik onderweg daar naar toe, naar haar koele wangen
en onverdroten ijver en dat zachte breigoed in haar schoot.
Hans Altena
16 augustus 2019 — 08:17
do not go ‘swiftly’ into that good night…
alja
16 augustus 2019 — 09:48
🙂