Onder tafel ben ik opeens veel te groot om me te verstoppen en
toch duurt het even voordat ik gevonden word.
Kletsende voetjes rennen langs me, ik schud wat aan het kleed
op tafel, geschater volgt na zijn vragen waar of ik
toch ben en het handje dat aarzelend alles opzij schuift. Opeens
ook wil ik helemaal nooit meer dat verstopplekje,
drukt het tafelblad op me, staan alle stoelen grimmig naar me te
kijken en weet ik niet meer hoe ik mezelf moet
terugvouwen om dan eindelijk weg te kunnen rennen. Gegiechel,
kleine armpjes om me heen, dan hij weer,
een bobbel achter het gordijn, plakkerige haartjes in een doos,
zogenaamd plat op de bank, adem inhouden. Dan
een aanloopje, armen wijd zoveel als ik van hem houd, achterover
vallen, nog een keer, this this this much.
John Zwart
29 juli 2019 — 11:22
tot de lucht
zei mijn dochter ooit
toen ze nog mijn dochtertje was
wil ze nog voor mij heten?
alja
29 juli 2019 — 15:44
wat een prachtige laatste zin
John Zwart
30 juli 2019 — 19:34
Vrij naar Neeltje Maria Min. Toen ik weer over haar las wegens 75 jaar
en de debuutbundel weer eens pakte: Voor wie ik liefheb wil ik heten.
Opeens hoorde ik mijn dochter die op de vraag ‘hoeveel hou je van ons?’
haar originele antwoord gaf. Vele decennia geleden.
Gisteren viel Neeltjes titel precies op zijn plek.
Mooi hoe zo’n oud gedicht nog steeds springlevend is en M’s antwoord ook.