Dichter J. werkt blijkbaar bij mij op kantoor want hij zit in een
witte ruimte tegenover mij en heeft een enorm bureau

met lades die diep en leeg zijn en het vertrek is identiek aan de
hete glazen ruimte die ik ooit bezocht. Hij wil, zo

overlegt hij, trakteren. Er is ook een kind voor wie ik steeds moet
zorgen maar even later fiets ik over het Damrak

de vriendelijke boekenman te A. tegemoet die met zijn vouwfietsje
op me inrijdt terwijl ik roep ‘dit vinden ze leuk, he’

en op de toeristen wijs, mijn benen hangen dan wijd aan de fiets
en ik heb vreselijk veel vaart nog. Ook droomde ik

maar misschien was dat wat later over een enorme drol die steeds
in een glazen buis omhoogkwam en waarnaar ik

intens tuurde. Van een traktatie was overigens helemaal geen sprake
meer, dichter J. was nergens meer te bekennen.