Om voordat de benen over de rand geslagen worden nog even het
lijf te strekken, uit te proberen, tegen te houden tot

ook het hoofd voelt waar het ligt en het hart daar ergens en de hand
te verplaatsen naar de leegte en de lucht te voelen door

de open deurspleet en de vogels te horen en de aarzelende geluiden
van het starten van de straat, alsof er regen komt

terwijl het grijs doelloos hangt en een kat van balkon naar balkon
springt en alles bovenop de inhoud komt van

teveel nadenken en overvolle dromen en plannen die half gemaakt
nog het misschien in zich dragen, daarna pas

de vloer aan te tikken alsof het de balustrade is waarop men oefent,
onbevreesd en herhaaldelijk, en dan lichtvoetig

maar beschaamd voor het uitstel en nog even talmend bij de laatste
sprong zich realiseert dat het slechts zeven minuten later is.