Linker borstzakje, zei hij, van mijn jas voor als er, en ik knikte,
zijn jas op een hoopje op de vloer en hij nog
rechtop, niets te zien dan een bleke huid alsof zijn gezicht onder
al dat haar helemaal geen zon zag, de zonnebril
doelloos in de opening van zijn shirt, de gedroomde hoed, zwart
met brede rand en paarse band, bovenop de
wirwar van krullen, zwart. Als iemand zijn vertrek aankondigt,
houd je die beweging in de gaten maar alles dat hij
deed was de ogen tot spleetjes dichtknijpen en het gedicht zingen
met, hoe kan het anders, een zwarte gitaar om
zijn hals. Een andere dichter zei dat we het die middag luchthartig
zouden houden maar eigenlijk stond ik
al die tijd met dat nog kloppende hart van de zanger dat zomaar
onder dat rechter borstzakje zou ophouden met slaan.
John Zwart
24 februari 2019 — 11:55
bijzondere jongen, we raakten meteen in gesprek toen hij
daar de gitaar om zijn nek alleen op de vloer die nog geen
podium was, hagenees wat vervreemd van zijn stad. een dorp
met rare gele hesjes zei hij