Terwijl ik de stem nadoe van een barse koning die niet van
zijn troon af wil en veelvuldig Quatsch roept,

een kinderverhaal dat zoekt naar een waarheid, verlang ik naar
het enige en oude verhaal. Om mij heen gaan

de hoofden hangen, haren vallen tegen de tafelrand, iemand
snurkt hoorbaar, buiten zwaait een boom haar

lichtjes vervaarlijk, aan onze voeten ligt een hertje in namaak
sneeuw en een heel gedienstig meisje presenteert

poffertjes en telt er vier voor me uit. Bij de laatste zin zijn ze
wakker hoewel niet helemaal aanwezig. De heer

B. vindt het onwaarschijnlijk en niet echt voor een kind en neigt
tot schoppen of gooien van sneeuwballen terwijl

mevrouw V. haar kerstbroden als stenen verkoopt. Ik reken op
die ene sinaasappel en een lichte buiging voor in de kerk.