Soms zit er in de ochtend nog een klein stukje zwart van
de nacht dat trekt en scheurt aan het licht en

liever niet zichtbaar alsnog een droom wil verstoren. Het
jankt en klaagt, misselijk van de moeite om.

Soms ook laat het onverwacht los alsof het zuchtend van
opluchting vergeet waar het aan bezig was,

vaak ook graaft het zich dieper en kerft een teken in de
huid, slaat op het hart, schopt tegen weke

delen. Doen alsof het rood is of misschien een teer soort
groen, zich vergist in soort of noodzaak,

niet bij jou past en tegelijkertijd maar al te bekend is, je
omdraaiend, is haast onmogelijk. Erover

schrijven zou kunnen helpen maar dan moet je wachten
tot de dag bijna voorbij opnieuw schemerig wordt.