Vandaag reizen we over de grote rivieren, morgen binnen
de vierkante meters van ons bestaan alhier, ons

leven is het noodlot, zegt hij, en soms ontsnap je eraan. Elke
dag gaan er mensen dood, de kamer

een rouwkamer, zwart mijn kleding, is er nu nooit een nuance
in die kleur, vraagt hij en niets

heeft te maken met jou. Het tempo aangepast, doe ik de attracties
aan. Er zal een traktatie volgen, hij

is vrijgevig binnen die grenzen, heimwee hoef je niet te voelen
als je maar een dagje weg bent. Het is niet dat

wat we onderweg zullen zien, het is wat hij hier aanwijst: die
deur piept, die lamp wankelt, daar komt een plank

zodat ik nog meer kan stapelen, onder hem ligt mijn lijf en
ginder zijn hoofd en het hart kan in de kast.