Net een klein meisje, zegt hij bij mijn gezicht boven het
glas bier en eigenlijk ben ik dat ook, zeker

naast mijn kinderen waarvan de een in lengte, de ander
in gedrag, de derde in wijsheid boven mij

uittorenen. Zeker in het gevoel dat er een zachte hand
zou moeten zijn die me leidt, geruststelt,

terug te vinden is in het omwoelde bed, waarvan ik met
de vingers kan spelen zoals ik heel vroeger

tussen mijn eigen uitgespreide delen met potlood de
contouren kon natrekken. Zeker in de

afwezigheid van vader of coach, oudste lief of kleinste
broertje, ingehaald door een schaduw, in

een berm achtergelaten, wachtend op toestemming voor
iets dat na al die jaren nog steeds niet kan.