Hij had kleine, rode handen als een boos kind dat slaat en
evenzovele misverstanden, lijken in de kast, ik

weet niets van deuren, zei hij. Drie minuten over half acht
wakker en heus niet geslapen, een fluitend

liedje dat de trap afdaalt, een bons, het zware geluid van de
Citroën Diesel, voorbij de bocht het eerste

sms’je. Ik kan gerust wel rijden met blote voeten, zei hij,
of alles gaat voorbij, doe iets vandaag. Het kostuum

hing aan het zijraampje, hij was alle hitte, een zoete tongval
die bij de laatste druppel zweet neerviel,

hoor me toe, zei hij, luister me af. Ver beneden de rivieren
hield hij dan halt en gedroeg zich keurig.

Al mijn daden waren impulsief, had hij beweerd, ik had geen
systeem behalve dat ik tot

drie minuten over half acht naar hem lag te kijken.