Buiten wordt om Fluffie geroepen, zacht maar aanhoudend
en bijna klagend, geen harig kwispelend vertederend

wezen maar een kale vechtersbaas met geplooide ledematen
neemt met snelheid het grasveld, zich

quasi gehoorzaam voegend naar een dun meisje in trainingspak.
Er is ook een droom die niet klopt, zonder

slipje sluip ik door de tuinen, steeds aan mijn shirt trekkend zodat
niemand mijn billen ziet. Misschien heb ik een

paardenstaart op mijn hoofd en noemt iemand me met dezelfde
naam, heeft hij een zachte kwast nodig voor

een volgende tekening, gebedel aan zijn voeten, alles immers
voor de kunsten. Binnen zuigt de warmte aan

de vloeren, voetafdrukken van zand en stof, druppels zweet traag
vallend langs stille delen als enige beweging.