Je had liever de nacht, het donker dat langzaam alle kieren
opvulde, over je heen boog als een moeder die

je instopte, nog even trok aan je lakens en dan een kus op
je voorhoofd plaatste, ik liever de ochtend,

bang voor het zwart en de beesten nu onzichtbaar. Jij stelde
de komst van het licht uit, kroop onder

het kussen, ik zwaaide mijn benen meteen over de rand,
liever had je ze om je heen gehad alsof we

beiden dat moment van leven even konden uitstellen, ik
praatte, jij zei niets. Ook had je zoveel liever de

zeldzame bloemen tussen de rotswand en huppelde ik tussen
de madeliefjes in een wei, er waren er

veel te veel, je beweerde dat je geen moeder had gehad. Vaak
gleed ik terug onder de dekens en kuste je.