In de mistige morgen cirkelen de zilveren vogels luidruchtiger
boven mijn hoofd alsof ze de passagiers willen laten

uitstappen op mijn dak, er is niemand te zien, niets beweegt
zich, zelfs de zwarte vogels aarzelen alvorens.

Ik verzin een glijbaan en een scheve wolk, een behouden aankomst
en een gezellig samenzijn aan mijn tafel zoals ik me

iemand verzin die mij binnenhaalt en luistert naar mijn verhalen.
Er is alleen de idiote buurvrouw die soms en

onverwachts boven aan de trappen staat, moeder spelend over
een te laat thuiskomend kind, ik duik onder haar

armen door en draai drie keer mijn sleutel om alvorens zij gaat
krijsen of erger, niets zegt en alleen kijkt. Grijs ook

de rest van de wereld. Men zou kunnen beslissen tot een algeheel
zwijgen of de derde zwarte boom van rechts.