Misschien omdat ik steeds verwacht dat mijn vader plaats
zal nemen achter het orgel en fier rechtop en met grote
gebaren op zal gaan in zijn spel. Ook

vermoed ik dat hij mee zal willen spelen in het orkest en
op de grote trom wil slaan en bij dat alles zal hij glunderen
en steels mij aankijken. Ik sta ook dan voor hem

en zeg mijn psalmen op. Dat soort momenten zijn doodstil.
Uit verdriet een soort ach’ * denk ik. Misschien omdat wij
allen zo geconcentreerd bezig zijn, het

meisje met de stokjes is precies op tijd ondanks het vallend
haar dat ruim haar uitzicht beneemt en de zware dirigent
houdt zijn hand licht dansend boven zijn

volgelingen. Eerst misschien houden wij de adem in en dan
volgt dat ‘ach’. Misschien ook is het de wisseling in toon
waardoor wij van een film in de armen van

onze favoriet dichter ** rollen, de koele kerk op het dampende
plein, de rozen die uit elkaar vallen in het gangpad en het
bord met ‘herinner mij de namen’, dat ik nog steeds

en weer voortdurend weet hoe hij heet en hoe hij even mijn
haar beroerde en me een kus schonk halverwege lucht en
hals alvorens voorgoed te verdwijnen.

 

 

* Herman de Coninck, uit: Vingerafdrukken op het venster
** Bob Dylan, Make You Feel My Love