Zal ik verdwijnen, zal ik opgaan in de geur van het
open kajuitraam, het water gekromd om de

steven, het weiland nat nog en de zon nog onvindbaar,
de handelingen nog even dromerig en

bij uitzondering traag, zal ik plonzend mijn armen en
benen uitslaan of gewoon even langzaam

het pad nemen voorbij de bocht, mijn ene hand in de
warme bek van het kalf stoppen en met

de ander zijn harde vacht strelen, koffie drinken met
het vliesdunne vel van de schuimende melk

daarop en terug komen bij mijn grootouders, als vanzelf
en met mijn nagels over het even harde tapijt

krassen waarin misschien mijn naam verschijnt daar
op hun tafel zodat zij mij zich herinneren?