Soms wilde ik dat ik het je kon laten zien zoals ik het
mijn ouders zou tonen: dit eerste huis dat

zij niet kennen, deze stede waarin jij nauwelijks sliep,
deze trappen naar omhoog, steeds hoger tot

onze hoofden in de wolken verdwijnen, de kleverige
takken van de kastanjebomen die

bij hen tegen de ramen tikten en bij jou aan de kade
wuiven, de vogels die hier groot en zwaar

opeens van de dakrand kukelen terwijl ze daar aan
de voet van de vensters hipten in het gras,

bij jou zeilend over het water kwetteren, de binnen-
kant van dit gelijk: hun portretten, jouw

afwezig beeld, maar de warmte binnen deze muren
die steviger dan ooit mij herbergen.