Now I wish I could write you a melody so plain, That could hold you dear lady from going insane (Bob Dylan, Tombstone Blues)

de uitgang

 

De koning van onze jungle is niet meer. Hij kwam bij ons om muizen te vangen maar nam en passant allerlei ongedierte mee: spoken, zorgen, Bijna Echte Beesten en mensachtigen. Hij hing aan kuiten, tenen, armen, handen: overweldigende trucs, onopgevoed maar charmant zoals elke heerser binnen vierkante meters, en hij won, nou ja, bijna alles. Hij was overal en altijd hoewel soms goed verstopt, vooral wanneer er een stofzuiger aanging, de deurbel (waarna hij sluipend terugkwam en de stappen van aankomst telde), je te snel opstond zonder te vertellen dat je op ging staan zodat je daarna uitleg moest geven. Hij begreep echt altijd alles (behalve dat van die vogels die niet landen) en hielp ijverig met het zoeken van het juiste lego-onderdeel, kleur breikatoen of letter op het toetsenbord en te enge films schermde hij gewoon af door voor het beeld te gaan liggen, de haren statisch nog in streeppatroon. Behalve Felix Domesticus Primus heette hij alle (mijn-)kindernamen, tijger, zonnestraal en vooral Feli en hij at kiwi’s, sperziebonen (die eerst overdreven gedood moesten worden) en tagliatelle met blauwe kaas en lavendel rechtstreeks uit de pot, wist al drie uur van tevoren dat je een blikje tonijn ging openrukken en knipoogde met twee ogen dicht. Vooral nu. Twee ogen dicht. Knipoog. Laatste knuffel. Allerlaatste koning. Wij blijven alleen achter in de jungle. 

« »