Jij bent de dichter, zegt hij en blijkbaar vrijwaart dat mij
van grove fouten, onvergeeflijk gedrag,

de waarheid en welke uitkomst dan ook. Op dezelfde toon
zegt hij dat hier nu een bundel ligt alsof

het één echt verband houdt met het ander. En terwijl ik
haar zie liggen, de omslag gelukkig niet glimmend,

de foto mijn thuisland, het serienummer op de melkbus
een giechelende verwijzing naar Donald Ducks’

rood autootje, de naam mij bekend, doe ik alsof de heer
P. gedebuteerd heeft en ik, weliswaar

zijn belangen behartigend, slechts in die omslag speelde
waar de geur van mest en het gekletter van

schuimende warme melk de belangrijkste voorwaarden
waren voor een schrijvend leven.