Alles wordt doorgehaald: de lijst in mijn hoofd, de
opsomming op mijn werktafel, klein geschreven

notities op plakkend geel, het verkreukeld driftig
ineen gepropte velletje in mijn jaszak,

het hardop herhalen van een oefening, het checken
van een datum, tijdstip, omvang en tot slot

hun bemoeienis. Alles belandt onder mijn voeten,
de vuilnisbak waarmee we spelen, bloot

tegen plastic, botsend tegen tafelpoot, half verliezend
of alles. (Ik denk aan de kalenders die mijn

moeder aan de deur kocht van schilders die met hun
voeten konden tekenen. Zelden hingen zij

in de keuken en vertoonden kruisjes of uitroepen.
Alles verdween simpelweg, zoals nu.)

Met de ogen dicht ratel ik de boodschap: niet vergeten
het geld gepast neer te leggen.