Door het open raam verdwijnen ze: de halve kinderen,
brulapen en bonte stoet van prehistorische beesten

terwijl ze binnen de kleine warme ruimte bovenop mij
lagen en tekeer gingen alsof ik ze eerder

niet horen zou. Door de spleet in het venster komen ze
ook weer terug: de scherpe moeder, de collega

van veertig jaar geleden, de gesprekken die we met de
voeten op tafel voerden, maar nu in

lieflijker toon. Met hen de vlaag regen, de rammelende
wind, de pannen en plastic zeilen van

de nieuwe huizen hiernaast, onbewoond nog, een halve
deur van de gesloopte Opel Manta op het

parkeerterrein. Tot slot stappen ze allemaal daarin en
start de auto weer en scheuren ze mijn droom uit.