De hitte verovert de stad. In mijn fietstas de wanten
van de winter, zwart, vies van de zadels die
ik droog boende. Daarin een bon van de boekhandel
in het dorp waarvoor je bij de achterste
kassa een euro kreeg. De vrouwen rekten zangerig elke
zin. Ik zal terug moeten. De benen
draaien vertraagd alsof iemand het achterwiel vasthoudt.
Voorbij de bomen valt al het licht. Verder dan
de bocht van het kanaal kom ik niet. Onder doeken die
licht wapperen, serveren ze hier aardbeien met
slagroom, obers met ongekreukte witte hemden, een
gesprek dat met de zon zich draait, boten
die langzaam glijden en in het voorbijgaan zich rekken
en nog tien lome fietsers, het haar omhoog.
Reacties door alja
vaak ongewild
dank Frank
het verkeerde perkje
bij alles dat W. vertelt, zegt hij 'maak daar maar ...
hoe lief tegelijkertijd
dank Leonore
de 2e column voor de site van Pom Wolff
Hij is er nog, speelt piano en leest! Dank voor ...
mijn veiligheid
ik houd in alle opzichten meer van het suggestieve, x