Radeloosheid, noemt hij het, die staat van zijn waarin
je jezelf bij de hand grijpt, de pols schroeft, met je duim
tegen het topje van je middelvinger tikt,

hardop leest wat het krantenartikel weergeeft, je eigen
mening vraagt, een klein grapje in een persoonlijk
onderhoud, dan weer

samenvattend van muur naar muur loopt, kijkt of de
takken de hoek omarmen, dezelfde wind ook daar
waait, de vogel met je

meetrekt, het kind wel doorloopt, opnieuw het bord
schikt, het glas ernaast, bestek op de gevouwen
servet, even zorgvuldig ingrediënten afweegt,

twee pagina’s leest of tot het volgend hoofdstuk, de
film afgestemd op dat moment, de versnapering in
dezelfde volgorde, de groet aan

een, twee, drie bekenden, het schilderij recht, het ene
nummer in de cd speler geprogrammeerd, het gordijn
half toe, of eenzaamheid, zegt hij.