Zij weet dan nog niet dat ik haar leven naast het
mijne zal leggen, dat wanneer ik

aan haar deur sta, ik alleen voor het verhaal kom,
met taartjes weliswaar en vriendelijke

handgebaren waarmee ik langzaam het schrijven
inzet. Zij zal thee maken, wiebelende

kopjes op het tafelblad van haar ouders in de kamer
van haar ouders in het huis van haar

ouders. Zij zullen vanaf de muur toekijken zoals
zij vaak naar mij kijkt. Vanaf het balkon

buigt ze voorover, vanaf de stoep gluurt zij, haar
stem galmt door het trappenhuis als ik

vertrek. Zij wil hetzelfde: haar leven naast het mijne
leggen en kijken of het past.