Misschien omdat in de kasten nog zijn geur hangt,
dezelfde geur die in de volgepropte winkel door
de twee oude bedienden meegegeven

wordt met de handgemaakte vissersbootjes, rieten
paashazen, heel kleine autootjes voor langs de
treinenbaan of iets groter met een

zwaaiende lamp op het dak, de buik inhoudende
route langs de torens met spullen die ik ook in het
boekenantiquariaat volg, bijna ook

met ingehouden adem, die geur van natte bladeren
opgedroogd bij de kachel met kapotte oranje glaasjes
waarvoor ook zijn trui

langzaam droogt, de lucht van aarde en schimmel
voorbij het luik dat hij behoedzaam opent, torren,
wormen, mos, het bijna uit elkaar

vallende skelet van een muis, zijn handen doordrongen
van olie en zwart, misschien daarom een nacht lang
zijn lijf onder mijn bed, krassend op de vloer.