Niets is nog van mij of alles is verdeeld onder de
achterblijvers. Er hoefde niet
gedobbeld te worden. Mijn kleding gebukt onder
vele lagen stof, doordrenkt van
stadsdamp en snelverkeer, honderd mensen op een
vierkante meter. Lege voederkasten in
lege bomen op een grasveld met kleine kinderen
rond een bal, een hond op en neer
stuiterend, lage lichten die in de verte pas uitdoven.
Toch zetten mijn voeten zich verend
af op nieuwe vloeren en reik ik vele halzen, handen
ver uiteen, veilige deuren open en dicht.
Arielle
1 februari 2016 — 20:04
Ik meen in je gedicht een verwijzing naar je verhuizing te bespeuren. Hoe dan ook weer heel lezenswaardig.
alja
14 februari 2016 — 14:04
dank je wel