Mijn lief raapt vuilnis op van straat naar huis.
Ik schop nog niet eens tegen een

blikje. De koude pis op de stenen spuit hij weg
met zijn slangensysteem, een gaatje

bij elke plantenbak, hij is zo vreselijk slim. Ik
denk elke keer aan doorgeprikte

rubber waar die elders voor fonteintjes zorgt.
Mijn lief legt zonnepanelen op het dak

en smeedt ijzer tot hanteerbare greepjes, we
lopen zonder gevaar over de

richels van het water. Alsof we Jezus zijn. Hij
is zo vreselijk slim. Ik scheid alleen

de liefde. De resten op mijn bord slikt hij zonder
kauwen door.