Het is niet gillend wakker worden maar
met gesmoorde adem, je bewust

van het spook in de hoek van de kamer,
het lijk in de kast, het ongeluk

onder het bed. Het zeker weten niet genoeg
wapens te hebben om

tegenstand te bieden, moed om opnieuw
te ademen, het begin tevens

het einde. Zingende geluiden in de kamer
ernaast, een lege lucht

daarboven, een man beweegt. Op de gang
dan jezelf terugvinden. Denken aan

wolken op je arm met vogels daartussen
of je vader die troost.