Tot twee keer toe haal ik de tekst over dit
thuiskomen weg. Hoe moet het daar komen
te staan, haar

koele hand die mij door de chaos van haar
stad leidt, haar vrolijke stem die mij door
haar thesis volgt en dan ook nog

de omvang van de gebouwen te vullen die
mij kunst en doden geeft, het voedsel voor
verdere reizen. Bang was ik

daar al om alles te verliezen. Op de kale vlakte
van mijn lijf teken ik. De wolken als landschap.
Mijn vader als vogel.

Ik ben niet groot genoeg. In de ruiten spiegelt
een vrouw met vlechten in haar haar die met
bril de onderschriften leest.

Er staat alleen nog niets geschreven. Thuis
zijn is heel iets anders dan thuiskomen. Daar
moet dit staan.