Onder de luifel van het café op de hoek, tussen
de muurschilderingen in het huis van Hildebrand,
in het Gods huis of in de volle zon, uit

het hoofd of turend op het bibberend wit vel, het
strak scherm of de lieveling in het publiek, de
stem welluidend of beduidend

hees, verlegen of trots, hakken schrapend of stevig
en wijdbeens verankerd, slaande op de maat van
de meezinger verderop of nerveus

wippend over het linkerbeen, zonnebril in het
grijze haar of stoïcijns anoniem blijvend, spiegelend
aan het warm publiek, het glas hoog

of vanuit de rugzak het flesje water, het broodje
kaas geplet tussen de verkregen bundel en het
cadeautje van tante Sybille, het

telefoonnummer van de favoriet, een afspraak om
half tien, een omhelzing op straat, in de stationshal
bij de automatiek nog wat

verdwalen, laatste strofen prevelend, laatste meters
zingend, de zon achter de huizen, wind die opsteekt
en alle woorden verspreidt.