Ten overvloede elke keer weer: op tenen
lopend, kleine zachte voetjes verend,

hem op het voorhoofd kussend, zeggend dat
en hij dan, zittend in zijn lijf

alleen maar kijkend. Mijn zachtheid bevalt
hem, mijn woorden niet.

Hij zou een verpleegster moeten neuken,
een lichtvrouw, een helikopterpilote.

Hij hoeft niet gered. Van mijn overvloed
blijft alleen de warmte. Zo’n

gedichtje is een bedachte geruststelling.
Een open kut die op het juiste

moment daalt en op de juiste plaats: dat
is alles dat hij vraagt.