Twee rovers deden hun ogen dicht, omdat ze duizelig werden.
Pak jij ‘m maar. Doe jij het maar! zo zeiden ze tegen de derde.
De derde rover nam de maan en klauterde naar benee.
Kijk uit! Kijk uit! En hou ‘m vast, zo riepen de andere twee.
De maan was zwaar en spiegelglad, en toen opeens, wat stom,
hij liet ‘m uit z’n handen glijden – rommelebommelebom! –
De maan viel naar beneden en kwam met een plons terecht,
zo ergens inde buurt van Loenen, midden in de Vecht.
Het gaf een sisser: Sssst en s s s st! Toen was het stil als ’t graf.
Zodat we kunnen zeggen: Dat liep met een sisser af.

Annie M.G. Schmidt, uit: De rovers en de maan