Te beginnen bij zijn enkels, deze te omvatten.
Niet te eindigen bij zijn hoofd dat
nu halverwege gestreeld moet teneinde zijn
vernietigende inhoud kwijt te raken.
Niet te eindigen als stralenkrans om zijn krullen,
heilige maagd, moeder van.
Niet te horen nu wie hem belagen, de dromen
zijn al te voelbaar, maar daar,
in het midden van zijn lijf, te blijven. Het zachtst
is het daar, het warmst is het daar. Onder
de hartslag is het weke gedeelte het meest levend.
Ik spreid mijzelf dan.
Wapenjongen, schilddrager, torenwachter. Te
beginnen daar waar hij eindigt.
hans altena
5 maart 2015 — 10:49
zo mooi als ik dit gedicht vin, zo vreselijk vind ik het citaat van Winterson… gelukkig barst de werkelijkheid van facetten…
alja
5 maart 2015 — 11:07
ik had haar lang niet geciteerd 🙂