Jouw merg zit in mijn botten. Mijn bloed stroomt in jouw aderen. Jouw pik steekt in mijn kut. Mijn borsten rusten onder jouw jurk. Mijn vechtende arm put kracht uit jouw schouder. Jouw kleine voeten zetten mij schrap. In volle wapenrusting draag ik slechts jouw hemd, en als jij je haren vlecht, wind je ze om mijn hoofd. Jouw ogen zijn groen. De mijne zijn bruin. Als ik in je groene ogen kijk, zie ik grazige weiden glanzen. Als jij achter mijn netvlies kruipt, zie je forellen flitsen in het riet van het meer.
Ik ben ongedeerd, tenzij jij mij verwondt.
Ik ben niet sterk, tenzij jij mijn kracht bent.

Jeanette Winterson, uit: The PowerBook