Dit is het landschap waar ik mij verschuilen
kan als het leven mij naar ’t leven staat.
Moerasgebied met grassen, poelen, kuilen
waar donker water geen geheim verraadt.
Men hoort er ’s avonds het gekras van uilen.
En hier en daar op ’t onverwachtst daartussen
heldere plekken, waar dan bomen staan,
die met een groene mond de hemel kussen
en ’s avonds dromen bij een lichte maan.
Dit is het landschap – ongerept gebied.
En ik voel, luist’rend naar het oeroud riet,
een rust van eeuwen al mijn onrust sussen.

J.W. Schulte Nordholt, Landschap