Hij begrijpt haar niet, hij doet dertig jaar
Over een gedicht, veel minder

Lang over de sieraden die dagelijks zijn
Hals verzwaren en waarvan

Sommige randen nog scherp zijn of stenen
Te los nog in hun bedding, er

Is geen perfectie, zegt hij nog, maar haar
Oprispingen zijn onzorgvuldige

Maaltijden, slordig gedekte tafels, kokette
Neigingen haar honger

Nooit te stillen, haar gasten wolven dan wel
Makke schapen, haar pen niet

Eens in bloed gedoopt, dan strijkt haar vinger
Langs zijn kleinood, proef

Zegt ze, het wordt tijd voor een nieuw vers
Meent hij en verlaat de dis