Dat als ik maar lang genoeg de lijn blijf
Volgen die vanuit mijn oog

Traag blijft lopen tot daar waar ik haar
Niet meer kan zien

Alleen nog voel, ruikend aan de bijzondere
Bomen die voorvaders

Van over wereldzeeën meenamen en nu
De wind zingen en de koelte

Dat ik dan niet voorover val in haar water
En alleen mezelf zie

Spiegelend in haar kalmte maar de hand
Van de schipper die

Wenkend mij de horizon toont: recht dit
Keer en wuivend