Bijna weer schuil ik met mijn rode wangen
Tegen de koele witte tegels van het huis
Hiernaast, billen op de plastic

Bekleding van de keukenstoel, het plakkerig
Zuchtend geluid als je opstond, mijn moeder
Voor de ramen terwijl mijn

Vader de kaas in blokken sneed voor zichzelf
Of ook op de trap van mijn waterhuis of tussen
De deuren waar de telefoonlijn toen

Net doorheen paste en mijn mamma dan zei
Dat de buien daar al over waren en dus ook gauw
Bij mij, in het toilet

Wachtte ik vervolgens, de kat aan mijn benen
En het duurde uren, net zoals nu eigenlijk, heel
Lang zit ik gebogen boven

Het opengeslagen boek terwijl de poes naar me
Kijkt, berichtjes op het scherm over schuilen
Onderweg, drie broodjes

In een zakje bij onze kostbaarheden, nu staan we
Op de gang, twee koeien doodgeslagen op haar
Boerenerf, de treurwilg voor het huis gespleten