Daar waar ik geen spade de grond in krijg
(ik plaats mijn voeten aan de zijkant

Van het ijzer en gebruik mijn gewicht), graaft
Een mol zich soepel door

De wortels en gooit mijn planten om, het paars
Trillend blad verdwijnt in

De gulzige slakkenmond, wit speeksel loopt
Uit haar kaken en kleine groene

Kriebelende beestjes veroveren de laatste
Stengel, ook een vogel

Ligt aangevreten in de bosjes, ik weet geen
Enkele zin, geen enkel gebaar

Dan vloekend het uitstrooien van koffieprut
Alsof ik alle doden op mijn akker herberg